Onze geschiedenis

Scouting Ben Labre is de oudste scoutinggroep van gemeente De Bilt en al vele decennia een baken van avontuur, vriendschap en persoonlijke groei voor jongeren in de regio De Bilt / Bilthoven.

Hans de Groot schreef in ‘De Biltse Grift’ van september 2002 over de eerste vijftig jaren van de Ben Labre-groep. Hieronder lees je zijn bevindingen over onze geschiedenis tot aan 1981.

Waar ligt eigenlijk het beginpunt van de historie van de Ben Labre-groep uit De Bilt? Ligt dat op de oprichtingsdatum van 2 januari 1931? Of misschien wel in de tijd dat het scouten’ zich begon te bewegen in de richting van de huidige mondiale scouting-beweging? Ik weet het niet. Mijn gevoel zegt mij dat een verhaal pas compleet is wanneer het begint bij het begin en stil komt te staan op het moment dat het geen geschiedenis meer is. Ik doe hier dus bewust een keuze en begin bij het begin!

1907
Sir Baden Powell
Onstaan Britse padvindersbeweging

Het is altijd verrassend te ontdekken hoe mondiale ontwikkelingen soms terug te voeren zijn op kleinschalige gebeurtenissen in het verleden. Rond het midden van de negentiende eeuw werd een jonge militair, Bake Russell genaamd, vanuit Engeland naar Canada uitgezonden. Gezien de volslagen  andere omstandigheden in Canada vormde een grondige training als woudloper een cruciaal onderdeel van zijn officiersopleiding. In 1876 kreeg deze sir Bake Russell, inmiddels commandant van het 13°  regiment huzaren in het toenmalige Engels-Indië, de onderluitenant Robert Stephenson Smyth Baden Powell onder zijn bevel en zette diens verdere officiersopleiding voort op basis van de woudlopers-beginselen. Dit viel bij Baden Powell in vruchtbare aarde, gewend als hij was aan de toenmalige drilmethoden bij de opleiding in het Engelse leger. Dit was dé manier om een ander soort soldaten op te leiden: kerels met eigen initiatief, met improvisatievermogen, met teamgeest en verantwoordelijkheidsgevoel. Deze verder door Baden Powell uitgewerkte opleidingsmethode werd door hem in 1899 vastgelegd in de publicatie Aids to scouting. Hoe effectief deze training was bewees hij zelf tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Als kolonel verdedigde hij met duizend man ongeregelde troepen met groot succes de stad Mafikeng aan de rand van de Kaapkolonie tegen een overmacht van negenduizend Boeren. Volslagen onverwacht bleek Aids to scouting ook door Engelse jongens te worden verslonden. Ook zij begonnen wild enthousiast scoutje te spelen. Veel structuur zat daar echter niet in. Elke groep vertaalde Aids to scouting op zijn eigen manier.

In 1907 werd Baden Powell benoemd tot territoriaal commandant in Engeland. Daar begon hij aan de ontwikkeling van zijn ‘programma van actie tot opleiding van jongens tot goede staatsburgers’. Dit resulteerde in de publicatie Scouting for boys. De pedagogische elementen en de ideeën over de padvinderswet en —belofte in dit handboek vertonen een sterke overeenkomst met de studies van de Amerikaan Thomas Seton over de gebruiken bij de Canadese Woodcraft Indians.

Met de hem eigen karakteristieke voortvarendheid begon Baden Powell in 1908 aan de opbouw van de Britse padvindersbeweging, waardoor structuur kwam in het wilde scoutingwereldje. Lees hier meer over het leven van Lord Baden Powell.

1910
Scouting in Nederland
Scoutingontwikkeling in Nederland

Omstreeks 1910 waaide het enthousiasme van meer dan honderdduizend Engelse scouts het kanaal ver en viel op zeer vruchtbare Hollandse bodem. Op veel plaatsen in het land ontstonden spontaan padvindersgroepen die aanvankelijk allemaal hun eigen versie van het padvindersspel speelden. In 1911 ontstond de Nederlandsche Padvinders Organisatie die het Engelse voorbeeld zo compleet mogelijk overnam. De in 1912 opgerichte Nederlandsche Padvinders Bond volgde een vrijere koers. Opnieuw een verwarrende situatie, waaraan in 1915 door ingrijpen van prins Hendrik een einde werd gemaakt. Hij verzocht beide hoofdbesturen drie leden af te vaardigen als leden van een in te stellen fusiecommissie. die geleid zou worden door de onpartijdige Luitenant-Generaal J.B.van Heutz. Binnen enkele maanden was de fusie rond en verscheen de nieuwe Vereeniging De Nederlandsche Padvinders, de NPV, in de openbaarheid. Er waren nu eenvormige regels voor padvindersbelofte, uniformen, insignes, vlag, spel etc. Voor de verdere ontwikkeling van de padvindersbeweging in Nederland zijn onder anderen Jan Schaap en Philip baron Van Pallandt van groot belang geweest. Jan Schaap was de initiator van Het Padvindersblad, waarin nieuwe ideeën en ontwikkelingen in de padvinderswereld landelijk bekend werden gemaakt. Baron Van Pallandt was zich sterk bewust van het belang van een goede padvindersleiding, de NPV nog niet. Door zijn vele bezoeken aan Engeland was hij op de hoogte gekomen van de ontwikkeling van speciale "Officers Training Courses’. die in het Britse trainingspark Gilwell Park ontwikkeld werden. Op zijn landgoed bij Ommen was inmiddels al het permanente padvinderskampeerterrein “Woodcraft en buitenleven’ aangelegd. Nu bood hij ook de boerderij. de Ada Hoeve aan om te gaan dienen als opleidingscentrum voor padvindersleiders. In 1923 werd dit trainingscentrum actief onder de naam Gilwell Ada's Hoeve. Zonder dit bijzondere instituut had de padvindersbeweging in Nederland tegen de grote handicap van onvoldoende gekwalificeerde leiders aangekeken.

1930
Rooms Katholieke beweging
Ontwikkeling R.K. padvinderij

Curieus was de ontwikkeling van de r.-k. padvindersbeweging in deze periode. In enkele plaatsen, onder andere in Tilburg, ontstonden spontaan rooms-katholieke padvindersbewegingen. Lokaal werden ze soms toegestaan, doch de algemene houding van het Nederlandse Episcopaat was zeer afwijzend. Dit bleek een dusdanige blokkade dat het merendeel van de ouders hun kinderen het padvinderen gewoon verbood. Een van de mensen die bleven vechten voor de slechting van deze blokkade was de rooms-katholieke uit Breda afkomstige Pim Froger. Hij was lid van een van de Bredase NPV-troepen en een enthousiast leider. Pim werd een van de drijvende krachten voor het ontstaan van een organisatie waarin geloof en spel elkaar zouden aanvullen en versterken en vond gaandeweg steeds meer medestanders. ook bij de Nederlandse geestelijkheid. In 1928 verscheen een speciaal padvindersnummer van DUX, een uitgave van het R.-K. Centraal Bureau voor Opvoeding en Onderwijs. Tezamen met de  interdiocesane Jeugdcommissie. Dit nummer ging uitvoerig in op de ontwikkelingen in de afgelopen jaren die moesten leiden tot de realisatie van een r.-k. padvindersbeweging. In dezelfde tijd verscheen van de hand van Harry Spijkerman, adjunct-secretaris van de NPV, de uitgave Het verkennen in de R.-K. Parochie. Dit boek was een bewerking van de Engelse publicatie Good Scouting, waarin de situatie werd beschreven van de rooms-katholieke padvinders binnen de Boys Scouts Association. In 1928 ging het Nederlandse Episcopaat akkoord met het voorstel om een r.-k. verkennersbeweging voor te bereiden. Op 23 april 1930 werd goedkeuring verkregen op de statuten. De R.-K. Verkennersvereniging werd een zelfstandige tak binnen de NPV. Als schakel tussen beide verenigingen ging de r.-k. Hoofdkwartier-commissaris majoor P.P.W. van Leeuwen fungeren. Deze nam zitting in het bestuur van de NPV en ging nauw samenwerken met een door de kerk benoemde hoofdaalmoezenier, pater mr. dr. J. Beuns S.J. De NPV nam de verantwoordelijkheid voor de technische leiding op zich. Binnen de r.-k. tak werd de padvinder een verkenner. Deze ging op de linkerborstzak een eigen blauw schild dragen met boven een geel kruis het parool >Waakt en bidt’. Dit was een aanvulling op het algemene padvindersparool ’ Weest paraat’. De belofte van de verkenner ging luiden „Op mijn erewoord beloof ik ernstig te zullen trachten mijn plicht te doen tegenover God, de Kerk en het Vaderland. iedereen te helpen waar ik kan en de verkennerswet te zullen gehoorzamen”.

2 januari 1931
De start van Ben Labre
Oprichting Benedictus Labregroep

Nauwelijks een jaar na de oprichting van de r.-k. Verkennersvereniging, op 2 januari 1931, vindt in De Bilt de oprichting plaats van de Benedictus Labre-groep. De initiators, pastoor A.P.G. Schaepman en de onderwijzer van de St. Michaëlschool Kees Kersten kunnen tevreden zijn. Schaepman was al enkele jaren dé grote inspirator van een bloeiend rooms-katholiek verenigingsleven in De Bilt. Veel energie had hij al gestoken in het tot stand brengen van het Verenigingsgebouw aan de Groen van Prinstererweg, dat in maart 1930 in gebruik was genomen. Kees Kersten had al ervaring opgebouwd in de verkennersgroep van de Catharijneparochie in Utrecht, waar hij in 1930 de groepsleidersbevoegheid kreeg. Kapelaan Nierman, de latere bisschop van Groningen, werd aalmoezenier. Als schutspatroon wordt gekozen voor de in 1881 heilig verklaarde Benedictus Labre. Hij werd in 1748 in Amettes (Noord-Frankrijk) geboren. In zijn jeugd leek hij al voorbestemd voor bet priesterschap. Een aantal jaren in verschillende kloostergemeenschappen leerde hem dat daar voor hem niet de levensvervulling lag. Hij vond zijn uiteindelijke roeping in een leven als zwerver tussen de zwervers in uiterste armoede en ontbering. Hij bad met mensen en gaf ze weer moed. In 1783 overleed hij. Hij is de patroon geworden van bedelaars, thuislozen en sociaal behoeftige mannen. Lees hier meer over het leven van Benedictus Labre.

1930-1941
De eerste Ben Labre jaren
Verkenners en Welpen

Trots staan ze daar. Tien jongens onder hun nieuwe verkennershoed en met de stok in hun knuist. Om hun hals de groepsdas. Bruin met gele rand. Voor de groep staat de minstens zo trotse hopman Kersten. Het verkennersspel in De Bilt kan beginnen. Als tijdelijke oplossing mag de groep een wagenschuur, gelegen bij de witte brug over de Grift tegenover het huis van de ouders van de hopman, gebruiken als hoofdkwartier. Kort daarna komt het Verenigingsgebouw aan de Groen van Prinstererweg gereed en kan daar het hoofdkwartier gevestigd worden. Veel ruimte heeft men er niet. De annalen beschrijven dit  hoofdkwartier als ‘een kast’. Het materiaal mag voorlopig in de wagenschuur blijven. Gelukkig krijgt de groep na enige tijd de beschikking over de zolder van de St. Michaëlschool. In 1934 wordt de eerste welpenhorde opgericht door de oud-onderwijzeres Thea v.d. Velden, een zus van een onderwijzeres van de St. Michaëlschool. Zij wordt de eerste akela en B. van Gend de eerste raksia. Bij de welpen gaat het om jongens in de leeftijdsgroep van acht tot twaalf jaar terwijl je voor verkenner in de leeftijdsgroep van twaalf tot zeventien jaar moet vallen.

Het spel van de welpen is ontleend aan het Jungleboek van Rudyard Kipling. De welpenleiding en de  spelfiguren dragen de uit het Jungleboek afkomstige namen als de eerdergenoemde Akela (de grote, eenzame grijze wolf), Raksia (de wolvin), Bagheera, Baloe en Ka.

Het zomerkamp! Dat is het jaarlijkse evenement waar zowel de welpen als de verkenners het hele jaar naar uit kijken. De welpen worden dan ondergebracht in een stal bij een boer in de buurt van de bosrand. Een bos is absoluut een vereiste voor een goed spel. In de directe omgeving kamperen de verkenners in tenten. Voor deze zomerkampen trekt men veelal richting Vilsteren bij Ommen of naar Tubbergen, de nieuwe parochie van pastoor Schaepman. Tijdens zulke kampweken worden in die jaren regelmatig gastleiders ingeschakeld, die zo hun bekwaamheidstest als groepsleider kunnen afleggen. Een van deze gastleiders is Jan de Quay, de latere minister-president.

Na enkele jaren beginnen de verkenners door de maximumleeftijdsgrens heen te groeien. Ze willen echter beslist niet weg bij de Ben Labre-groep. Zoals dat ook bij andere groepen gebeurt lost men dit probleem op door ze te promoveren tot seniorverkenner. Een van hen is Jan Werner die ruim een kwart eeuw lang Ben Labre trouw blijft als verkenner, voortrekker, vaandrig en hopman. Zo eenzelfde carrière doorloopt ook Thijs Elbertsen, die pas in 1952 afscheid neemt. Zelfs seniorverkenners worden elk jaar een jaartje ouder. In 1936 is dan ook de tijd rijp voor de oprichting van een voortrekkersstam. Dit wordt de Kardinaal van Rossum Stam” onder leiding van oubaas J. Broere. Helaas biedt de zolder van de St. Michaëlschool geen plaats voor deze nieuwe troep. Naarstig wordt gezocht naar een eigen stamhut. Aan de Paltzerweg blijkt een oude ongebruikte bouwkeet te staan, die prima geschikt is voor dit doel. Deze wordt aangekocht, gedemonteerd en, met toestemming van de gemeente, weer opgebouwd bij de boomgaard van de pastorie achter de kerk.

Dan de topper van deze vroege periode van de Ben Labre-groep. In 1937 wordt deelgenomen aan de Wereld Jamboree in Vogelenzang met als een van de hoogtepunten het bezoek van Lord Baden Powell.

Rond 1940 bestaat korte tijd een afdeling van de Blauwe Vogels. Dit is een groep gehandicapte kinderen die ook graag het spel van het verkennen spelen. De leidster, juffrouw Jansen, was zelf bedlegerig maar kreeg het wel voor elkaar een kamp voor deze groep in Heidepark te organiseren.

Nu nog iets over de naamgeving binnen de verkennersbeweging van die tijd. De namen verkenner,  aandrig en hopman zijn afkomstig uit de militaire wereld. Niet zo vreemd, gezien de achtergrond van  Baden Powell. Uiteraard wordt de Engelse benaming van militaire rangen in het Nederlands omgezet. Een ’hopman’ was in de vroegere huurlegers de commandant van een vendel soldaten. De namen ‘voortrekker’ en ’oubaas’ stammen uit de tijd dat de Hollandse boeren vaste grond kregen in Zuid-Afrika. De voortrekkers waren de eerste boeren die het binnenland van Zuid-Afrika introkken en daar boerenbedrijven stichtten. De eigenaar van zo’n boerenbedrijf heette oubaas, zijn zoon jongbaas. Deze  naamgeving stamt uit de tijd dat Baden Powell als Brits officier in Zuid-Afrika actief was.

1941-1945
Tweede wereldoorlog
Ben Labre tijdens de oorlog

Op 2 april 1941 vaardigt de Duitse Rijkscommissaris voor Nederland het besluit uit dat alle verenigingen moeten worden opgeheven. De hoofdkwartieren moeten worden verzegeld en er dient een opgave van bezittingen en vermogen gedaan te worden aan de * Vermögens Verwaltung’. Het dragen van een uniform wordt verboden. Als gevolg hiervan worden de administratie en het materiaal van de Ben Labre-groep op de schoolzolder opgeslagen en de deuren gesloten in afwachting van betere tijden. Uit de in omstreeks 1981 opgetekende herinneringen blijkt dat er tijdens de oorlog toch nog in het geheim enigszins wordt doorgedraaid in de schuur van hovenier Kersten aan de Utrechtseweg. De Stamhut blijkt in 1943 nog even in gebruik te zijn geweest als onderduikadres. In hetzelfde jaar wordt in verband met de veiligheid van leden en oud-leden het besluit genomen de volledige administratie te vernietigen.

Dit is maar goed ook want in 1944 wordt de St. Michaëlschool gevorderd en in gebruik genomen door het Duitse leger. Na hun vertrek nemen Canadese militairen er hun intrek in.

1945-1955
Wederopbouw
Groei en oprichting eerste meisjestak

Na de bevrijding bloeit het verenigingsleven weer uitbundig op en zo ook Ben Labre. Er is een flinke  toename van het aantal leden. Tijdens de wederopbouw van de groep is dat erg welkom. Het levert ook  wel problemen op en zorg. Mensen met leiderscapaciteiten zijn dun gezaaid. Bij het weer toegankelijk worden van de school blijkt er van het materiaal weinig over. Veel is er verdwenen en wat er over is blijkt grotendeels onbruikbaar te zijn. Dus moet er met een praktisch schone lei begonnen worden. Er moet materiaal worden aangeschaft in een tijd dat er nauwelijks iets te krijgen is, behoudens in legerdumps. Dus veel improviseren en zelf maken. Tot het tijdstip dat de schoolzolder weer beschikbaar komt mag de garage van hopman Kersten in het Burgemeester Van Heemstrakwartier in De Bilt als hoofdkwartier worden  gebruikt.

Op initiatief van kapelaan Bos wordt in 1946 door Ans en Bea Thomas de meisjestak van Ben Labre opgericht, vernoemd naar de Peruaanse heilige Rosa van Lima. Er wordt gestart met een groep van twaalf gidsen in de leeftijdsgroep twaalf tot zeventien jaar onder leiding van Guido Ans Thomas. De belangstelling blijkt groot want het aantal gidsen groeit door naar vierentwintig. Hun motto is ‘Weest bereid’. In de gidsenbeweging wordt toegewerkt naar ontwikkeling van karakter en verstand, van vaardigheden, hulpvaardigheid, kameraadschap en zorg voor de gezondheid. Het uniform van de gidsen bestaat uit een blauwe jurk met de groepsdas en een donkerblauwe hoed. De komst van ook nog eens een club van gidsen op het toch al krappe hoofdkwartier op de schoolzolder wordt door de verkenners niet erg gewaardeerd. Het duurt echter nog jaren voor er een oplossing wordt gevonden; dan wordt een speciale gidsenhut in Park Arenberg (in De Bilt) neergezet. Wanneer men later op die plaats begint met huizenbouw, verhuist de hut naar het terrein achter de kerk. Intussen is Ria Hufner gestart met een kaboutergroep voor meisjes in de leeftijd van zeven tot twaalf jaar. Deze krijgt ook een eigen hut op de locatie van de gidsenhut.

De met kiekjes en tekeningen verluchte verslagen van de welpenkampen in Tubbergen (1948) en in Overasselt (1949) geven een goed beeld van hoe het er tijdens dit soort zomerkampen aan toegaat. Het transport heen en terug wordt verzorgd met een vrachtauto van Douwe Egberts. Voor elke dag is er een programma, dat voor de huidige lezer soms wat nostalgische gevoelens en ook vragen oproept. Zo vind ik in het verslag van 1949 enkele programmaonderdelen in willekeurige volgorde: Bouwen holen, raadsrots-vlag-Maria versieren, morgengebed, dienstnest afwassen, hazenjacht, ontvoering prinses Marjella etc. Hopman Jan Werner houdt samen met akela Nelissen een oogje op het welpen- en verkennerskamp en aalmoezenier Berendsen is de geestelijke verzorger. Jan Werner wordt in dat jaar geinstalleerd als hopman, waarbij hij het vizierkompas en de dasriem van C. Kersten krijgt overgedragen. Een groot bewijs van vertrouwen.

De financiële situatie van de groep is eigenlijk nooit erg rooskleurig, maar men redt zich zelfs uit de diepste dalen. In 1952 verschijnt er licht aan de horizon. In navolging van de Engelse scouting-actie "Bob a Bob’ (vrij vertaald met "Een klusje voor een shilling’) wordt gestart met de actie "Een heitje voor een karweitje’ tijdens de paasvakantie. Dit levert een welkome aanvulling van de kas op. In 1955 zelfs een bedrag van f 23,25.

1955-1965
25 jarige jubileum
Jubileum en nieuw hoofdkwartier

Het jaar 1956 brengt het vijfentwintigjarige jubileum voor de Ben Labre-groep en het tienjarige jubileum voor de Rosa van Lima-groep. Deze jubilea worden samen feestelijk gevierd door maar liefst vierentwintig welpen, vijfentwintig verkenners, zes aspirant-voortrekkers en vierentwintig gidsen met hun leid(st)ers, aalmoezenier, bestuursleden, reünisten en de grote groep moeders, vaders en anderen die achter de schermen de groepen in alles ondersteunen en helpen. Aantallen voortrekkers en kabouters zijn helaas niet in de annalen te vinden, maar die zullen dit Jubileum zeker ook hebben meegevierd. Dit blijkt helaas het laatste jubileum van de Rosa van Lima-groep. De opheffing in 1959 is onvermijdelijk wegens gebrek aan leidsters.

In een wereld waarin zoveel heilige huisjes worden omvergehaald kan de invloed daarvan op de verkennerswereld niet uitblijven. In 1957 krijgen de welpenleidsters de vrije keuze tussen de hoed en een bruine baret of een klein bruin hoedje. 1963 brengt een gemoderniseerde tekst van de verkennerswet en in 1965 komen er voor de verkenners, voortrekkers en leiding nieuwe uniformen. Lichter getinte shirts, lange broek en baret. Een nostalgisch afscheid van de karakteristieke en zo lang gebruikte verkennershoed. De ‘flosjes’ aan de kousen en de bekende corduroy broek. Alleen de patrouilleleider mag zijn stok nog behouden.

Rond 1964-1965 blijkt het bij de groep allemaal niet zo best te lopen. Er is een groot leidersprobleem en zonder leiders is het snel gedaan. De opheffing van de Rosa van Lima-groep zit ieder nog vers in het geheugen. In deze periode weet de toenmalige voorzitter van de groepsstichting Joop van Rijnsoever de niet-katholieke Dirk Verheule binnen te halen. Voor een rooms-katholieke verkennersbeweging een wat ongebruikelijk besluit, maar dat in de praktijk een wijs besluit blijkt te zijn. Al snel weet deze nieuwe man weer eenheid te smeden tussen welpen en verkenners en krijgt ook de oudercommissie een nieuwe impuls. Dit blijkt een belangrijke verbetering voor de niet bijster goede sfeer. De financiële situatie baart opnieuw veel zorgen. Voor de aanschaf van materiaal is geen geld, zodat de seniorverkenners zonder tenten blijken te zitten. In deze tijd wordt naarstig naar een nieuwe inkomstenbron gezocht naast de contributies. Een van de belangrijkste oorzaken van de slechte financiële situatie is de huisvesting. In het begin van deze periode neemt de gemeente namelijk een zwaarwichtige beslissing die als een bom inslaat bij de Ben Labre-groep. Er wordt niet langer toestemming gegeven om de schoolzolder als hoofdkwartier te gebruiken. Een ramp! Het enige alternatief 1s de leegstaande hut van de voormalige Rosa van Lima-groep, maar bij elke niespartij dreigt dit onderkomen in elkaar te storten.

We leven nu in de tijd dat ligkuren voor TBC-patiënten in sanatorium Berg & Bosch (te Bilthoven) achterhaald zijn door de medische ontwikkelingen. Steeds meer lighallen komen leeg te staan. Men slaagt erin twee lighallen te kopen, die met eigen mankracht en de hulp van het zeer betrokken aannemersbedrijf Pauw van de Westerlaan gesloopt worden en als hoofdkwartier weer opgebouwd achter de kerk. Namen van leden van het gezelschap die zich inzetten voor de aankoop, de vergunningen en de wederopbouw zijn: Van Rijnsoever, Damereau, Philippi, Van Westendorp en Koster. De opbouw wordt een langdurige klus, die maanden in beslag neemt. De aankoop van deze lighallen kost een vermogen en dit moet met verjaardagsacties, luciferverkoop en loterijen bij elkaar gesprokkeld worden. Een belangrijke bijdrage  komt uit de verkoop van de DAF, die pastoor Geelen bij zijn overlijden vermaakt blijkt te hebben aan de Ben Labre-groep. Tijdens de bouwtijd vinden de verkenners en de welpen tijdelijk onderdak in het Verenigingsgebouw aan de Groen van Prinstererweg.

Elke katholieke verkenner heeft nog steeds het verkenners-kerkboek Kompas voor liturgie en gebed in de verkennersgroep in zijn bezit, dat uitgegeven wordt door "De Katholieke Verkenner’.

1965-1970
Rowans en Cornelis Kerstenstam
Rowans en Cornelis Kerstenstam

Avondvierdaagse 1967 in De Bilt / Bilthoven, onder leiding van Hopman Werner.

Het tekort aan stafleden is een regelmatig terugkerend probleem, ook weer in deze periode. Nu is de hoop gevestigd op een groep franciscanen die zich in De Bilt / Bilthoven vestigt. Een van hen, Loek Bosch, stort zich vol overgave in de Ben Labre-groep. Hij en Dirk Verheule bereiden de oprichting van een rowan- en een voortrekkersgroep voor. In 1967 gaat voor de leeftijdsgroep veertien tot zeventien jaar de  rowangroep van start onder de naam Rowans 162°, de 162° rowangroep in Nederland. Dirk Verheuie neemt de leiding van deze groep op zich, later opgevolgd door Loek Bosch. Om de Rowans verdere doorgroeimogelijkheden te bieden wordt in 1970 opnieuw een voortrekkersstam opgericht onder de naam Cornelis Kerstenstam’. Een eerbetoon aan de oprichter van de Ben Labre-groep. Wanneer de oude voortrekkerstroep "De Kardinaal van Rossum-stam” werd opgeheven heb ik niet in de annalen vermeld gevonden. Ook met de welpen gaat het goed in deze jaren. De bestaande horde zit vol en er staan maar liefst elf aspirant-welpen op de wachtlijst. Er komt een tweede horde onder leiding van Marjan Witje. Ellen Koning blijft trouw aan de eerste horde.

De financiële situatie blijft onveranderlijk penibel. De aanzet tot een meer structurele geldbron voor de materiaalaanschaf vormt het plan om te beginnen met een jaarlijkse fancyfair. Intussen wordt er allerwegen erg zuinig gedaan. De patrouillekisten die nu nog in gebruik zijn worden in deze magere jaren ontworpen door de heer Philippi. Om het thuisfront wat nader te betrekken bij de activiteiten van de verschillende groepen worden er moeder- en vaderweekenden georganiseerd. De moeders worden ook ingeschakeld bij het bereiden van de boerenkoolmaaltijden. Zeker is dat na zo een maaltijd een grondige schoonmaak absoluut noodzakelijk is. Maar er wordt nog veel meer gedaan. De agenda van de leidersvergadering op 1 oktober 1969 in De Bilt vermeldt de volgende besprekingspunten: Groepsdag, avondtocht-dropping, planning leiderscursussen, installatie verkenners, rowans en voortrekkers en de organisatie van het kerstfeest. De installaties zijn altijd bijzondere gebeurtenissen voor de geïnstalleerden zelf en voor de groep. De bevestiging dat je er nu echt bij hoort.

1970-1975
40 jarige jubileum
Pivo's en huisvestigingsproblemen

Staf Ben Labre-groep 1971

V.Ln.r. Rowanleider Loek Bosch, Raksia MaryMeulenkamp, Vaandrig Jan de Graaf, Rowanleider Chris Vos, (vooraan) Groepsleider Th. Borgman, (achteraan) Vaandrig Theo van Riijnsoever, Pivoleider Erik Kaspers, Bagheera Trudy Snijders, Akela Marian Witjes, Hopman Hans Lucassen, Baloe Corry Besamusca, Vaandrig Ben Snijders, Akela Frida Duin en Aalmoezenier Pater Vink.

De beginjaren van deze periode worden gekenmerkt door organisatorische problemen. Het loopt door communicatieproblemen en onderling wantrouwen niet echt lekker. Er moeten zware noten worden  gekraakt en dat gebeurt ook. In 1971 kan dan het veertigjarige jubileum groots worden gevierd met een plechtige eucharistieviering, een receptie, een tentoonstelling, een drukbezochte reünie en een buitendag voor de leden in De Bilt.

In datzelfde jaar ontstaan er weer huisvestingsproblemen. Als voorzitter van de Ben Labre jeugdbeweging vraagt J. Pauw een bouwvergunning aan voor uitbreiding van het hoofdkwartier. Er is voor ruim f 2.000.- een directiekeet gekocht die weer opgetrokken moet worden als thuisbasis voor de rowans, een stevige aanslag op de kas. Helaas moet Dirk Verheule wegens gezondheidsproblemen zijn activiteiten staken. Hij geeft het stokje door aan opvolger Borgman.

Omstreeks 1972 wordt een eerste poging gedaan tot oprichting van een Pivo-groep, de eerste groep binnen Ben Labre voor zowel meisjes als jongens van zeventien tot tweeëntwintig Jaar. Pivo is een samensmelting van de groepsnamen pionierster en voortrekker. De tijd blijkt hiervoor echter nog niet rijp te zijn. In 1975 doet Loek Bosch een nieuwe poging. Deze keer met groot succes.

In het begin van deze periode is er sprake van een onrustbarende terugloop van het ledental. Dit vraagt om een nieuwe methode van ledenwerving. Er wordt een diaprogramma opgezet dat wordt losgelaten op de leerlingen van drie parochiescholen in De Bilt / Bilthoven. Het blijkt een schot in de roos. De nieuwe toestroom is dusdanig dat er nu een ander probleem ontstaat. Hoe te komen aan voldoende leiding voor deze aanwas?

Tijdens een "weekend op de hei’ in Overasselt in 1973 wordt onder andere de basis gelegd voor een nieuwe groepsstructuur, een gewijzigde taakinhoud van de groepsleiders en het ontstaan van een begeleidingsteam. Dirk Verheule keert tijdelijk terug onder de vleugels van Ben Labre om mee te werken aan het realiseren van de nieuwe structuren.

1975-1981
50 jaar Ben Labre!
Een halve eeuw Ben Labre

Wij wandelen rustig verder naar de afsluiting van de eerste halve eeuw in het bestaan van de Ben Labre-groep. Binnen de groep gebeurt veel in deze periode. Nadat al jaren geleden de verkennershoed het loodje had moeten leggen, worden nu ook de baretten definitief aan de kapstok gehangen. Men blijft echter herkenbaar als scout door het overhemd met de bekende groepsdas en de blauwe broek. De in 1973 in Overasselt genomen besluiten met betrekking tot het begrip coaching in plaats van leiding doen de benamingen hopman, vaandrig en akela na een lange periode definitief van het toneel verdwijnen. De rowangroep is inmiddels meer dan volwassen en viert in 1977 het tienjarig bestaan.

Inmiddels is een nieuw fenomeen ontstaan waarin de filosofie van Baden Powell niet voorziet. Enthousiaste vaders beleefden de vaderweekenden dusdanig intens dat zij samen met oud-leiders en -leidsters en vrienden van Ben Labre komen tot de oprichting van de wevergroep. Zij willen ook graag binnen Ben Labre als groep draaien om zich dienstbaar te maken.

1981 sluit de eerste halve eeuw van de Biltse Ben Labre-groep af. De structuren die Baden Powell voor de padvindersorganisatie voor ogen had, zijn onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen sterk veranderd. De kern van zijn ideeën blijft onverminderd voortleven.